Houd één hand neutraal of achter je rug, deze doet niet mee. Met de andere hand ga je spelen.
Een baby kijkt ernaar of je speelt het spel met de vingertjes van de baby.

Start met het ontvouwen van je wijsvinger zodra de zang begint: ‘Eén klein zeepaardje’.
Maak vloeiende bewegingen met de opgestoken vinger(s), alsof de zeepaardje zwemmen in de zee.
‘Blub!’                  Er komt er een vinger bij. De duim is de laatste.
‘Floep!’                Doe je hand achter je rug.
‘Tabée’                Haal je hand terug en zwaai ermee tot de laatste toon heeft geklonken.

Blub blub            Beweeg je hand en vingers soepel, alsof de zeepaardjes zwemmen.
                              Op elke ‘blub blub, blub blub’ mag een zeepaardje bewegen.
                              Variatie: maak hapbewegingen met je hand.
                              Variatie: Tik bij elke ‘blub blub’ je kind zachtjes ergens op de vingers.
                              Oudere kinderen willen dit misschien wel bij jou doen!

Haal nu je andere hand tevoorschijn, vraag je kind dit ook te doen: ‘zijn er nog meer zeepaardjes?’
Je eerste hand is nu neutraal op je been of achter je rug.

Herhaal het spel nu met de andere hand.

Spelvariatie: Speel het als aanraakspel en volg onderstaande handelingen op de rug of buik van een kind: